geblaat
Nederlands
Woordafbreking
- ge·blaat
Zelfstandig naamwoord
geblaat o
- het blaten van een schaap
- De lucht was vervuld van het geloei, geknor en geblaat van de dieren.
- inhoudsloos gepraat, op een luide toon
- Het geblaat van die politicus is mij een doorn in het oog.
Verwante begrippen
- [1]: gemekker
Uitdrukkingen en gezegden
- Een hoop geblaat, weinig wol.
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | geblaat | |
verbogen | - | |
vervoeging van | ||
blaten |
geblaat niet-adjectivisch voltooid deelwoord van blaten
- vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
- Er werd flink geblaat in de wei.
- vormt de voltooide tijden
- Het schaap had wat geblaat, maar was daarna rustig geworden.
Gangbaarheid
- Het woord geblaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geblaat' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.