geblaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geblaat    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈblat/; /xəˈblat/
Woordafbreking
  • ge·blaat
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van blaten met het voorvoegsel ge-.
enkelvoud meervoud
naamwoord geblaat -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

geblaat o

  1. het blaten van een schaap
    • De lucht was vervuld van het geloei, geknor en geblaat van de dieren. 
  1. inhoudsloos gepraat, op een luide toon
    • Het geblaat van die politicus is mij een doorn in het oog. 
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een hoop geblaat, weinig wol.
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van blaten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt

Deelwoord

deelwoord
onverbogen geblaat
verbogen -
vervoeging van
blaten

geblaat niet-adjectivisch voltooid deelwoord van blaten

  1. vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
    • Er werd flink geblaat in de wei. 
  1. vormt de voltooide tijden
    • Het schaap had wat geblaat, maar was daarna rustig geworden. 

Gangbaarheid

  • Het woord geblaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.