fricatief
Nederlands
Woordafbreking
- fri·ca·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘wrijvingsmedeklinker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fricatief | fricatieven |
verkleinwoord | fricatiefje | fricatiefjes |
Zelfstandig naamwoord
fricatief m
- (taalkunde) een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal
- In het Nederlands worden stemhebbende fricatieven, net als stemhebbende plosieven, aan het eind van een lettergreep stemloos gemaakt.
Verwante begrippen
- plosief, occlusief, plofklank, nasaal, neusklank, vloeiklank, liquida, glijklank, halfvocaal, affricaat, medeklinker
Vertalingen
1. een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal
Gangbaarheid
- Het woord fricatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fricatief' herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.