forfait
Nederlands
Woordafbreking
- for·fait
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vast bedrag’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | forfait | forfaits |
verkleinwoord | forfaitje | forfaitjes |
Zelfstandig naamwoord
forfait o [3]
- (financieel) (juridisch) term in het Nederlands belastingrecht die wordt gebruikt om aan te duiden dat in een bepaald geval niet de werkelijke situatie, maar een veronderstelde situatie de heffingsgrondslag vormt voor belasting
- Maar dan nog: een ombuiging van die omvang in zo’n korte tijd is veel eenvoudiger te bereiken met het verhogen van de overheidsinkomsten (btw, zorgtoeslag, belastingen, beperking van de hypotheekrenteaftrek of verhoging van het forfait, enzovoorts) dan met het verlagen van de uitgaven. Het eerste kan namelijk acuut, het tweede vergt vaak tijd. En juist de tijd is nu geen vriend van het kabinet.[4]
- Meer belasting betalen terwijl het huis in waarde is gedaald, gaat er bij de huizenbezitters niet in. 'Het forfait dat je bij je inkomen moet optellen en waarover je inkomstenbelasting betaalt, zou moeten dalen of in het ergste geval gelijk moeten blijven, maar niet stijgen', stelt Eigen Huis.[5]
- afwezig zijn
- Renaud Lavillenie heeft vandaag bevestigd dat hij forfait geeft voor de wereldkampioenschappen indoor, die volgende maand (7-9 maart) in het Poolse Sopot plaatsvinden. De 27-jarige Fransman moet wegens een voetblessure verstek laten gaan. [6]
Synoniemen
- [2] verstek, absenteïsme, verzuim
Vertalingen
1. (financieel) (juridisch) term in het Nederlands belastingrecht die wordt gebruikt om aan te duiden dat in een bepaald geval niet de werkelijke situatie, maar een veronderstelde situatie de heffingsgrondslag vormt voor belasting
Gangbaarheid
- Het woord forfait staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'forfait' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "forfait" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- forfait op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Maarten Schinkel 3 maart 2012
- Volkskrant 16 januari 2014
- Volkskrant 17 februari 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.