folklore

Nederlands

Folklore van de Canarische eilanden
Uitspraak
Woordafbreking
  • fol·klo·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘volksoverleveringen’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord folklore folklores
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

folklore v/m [3]

  1. alles wat een volk creëert of heeft gecreëerd
    • De katholieke kerk is bijna folklore geworden, zegt Maurice Verhaeg. En dat bedoelt hij niet neerbuigend, maar positief: als een vertoon waarin mensen zich kunnen herkennen. Deze ochtend had hij op het nieuws gehoord dat Ede de gelukkigste gemeente van Nederland is. Op de radio werd een man uit Ede gevraagd hoe dat kwam. Ik voel me geborgen, had die gezegd. En dat, zegt Maurice Verhaeg, is precies hoe het is voor Neer.[4] 
    • In het Meertens Instituut onderzoek met de folklore, tradities, geschiedenis, dialect, dans, klederdrachten, legenden en andere uitingen van de volkscultuur. 
    • Wekelijks verklaart collega Max Pam in zijn rubriek Orthopraxis 'de beleving, folklore, en uitvoering van religieuze rituelen'. Donderdag behandelde Pam Pasen (Ei Koerei). Uit onderzoek bleek dat bijna de helft van de bevolking geen benul heeft wat er wordt gevierd. Zo'n 15 procent denkt aan de kruisiging. 'Niet goed, wel warm', smaalde Pam: 'Pasen is een vrije dag met paaseieren en paasvuur, dat weten we. Dat Jezus toen ten hemel is gevaren, behoort echter niet tot de basiskennis.' Ten hemel gevaren. Niet koud, wel fout.[5]  
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord folklore staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.