fluctuatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fluc·tu·a·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het schommelen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • Naamwoord van handeling van fluctueren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fluctuatie fluctuaties
verkleinwoord fluctuatietje fluctuatietjes

Zelfstandig naamwoord

fluctuatie v [3]

  1. (meestal kleine) schommeling
Hyponiemen
  • koersfluctuatie, kwantumfluctuatie, seizoenfluctuatie, seizoensfluctuatie, snelheidsfluctuatie, voedingsfluctuatie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fluctuatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.