schommeling
Nederlands
Woordafbreking
- schomĀ·meĀ·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van schommelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schommeling | schommelingen |
verkleinwoord | schommelingetje | schommelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
schommeling v
- het zwevend door de lucht heen er weer bewegen (in een schommel)
- het ondergaan van willekeurige kleine veranderingen met de tijd
- In tijden van economische onzekerheid ondergaan de aandelenkoersen soms grote schommelingen.
Gangbaarheid
- Het woord schommeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schommeling' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.