feestzaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestzaal feestzalen
verkleinwoord feestzaaltje feestzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

feestzaal v/m [1]

  1. een zaal die geschikt is voor het houden van feesten
    • De gevel van de Bottelarij raakte ontsierd door smalende graffiti, er vielen bij de ingang scheve woorden tussen acteurs en bewoners, belhamels beschadigden de wagen van een bezoeker. De rust keerde echter weer toen de omwonenden ontdekten dat ook zij in het ruime gebouw trouwpartijen en dansfestijnen mochten aanrichten - andere feestzalen bestonden niet in de buurt - en dat sommigen ook een betrekking konden krijgen als nachtwaker. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord feestzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.