evenement
Nederlands
![](../I/m/Ev%C3%A8nement_vue_d'en_haut.jpg)
een autoevenement
Woordafbreking
- eve·ne·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebeurtenis’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | evenement | evenementen |
verkleinwoord | evenementje | evenementjes |
Zelfstandig naamwoord
evenement o [3]
- belangrijke gebeurtenis
- In de zomer zijn er veel evenementen in de open lucht.
- Evenementen worden vaak voor een groot publiek georganiseerd en zijn maar tijdelijk.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord evenement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'evenement' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.