euvel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  euvel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'øː.vəl/
Woordafbreking
  • eu·vel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kwaad’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • lijkt veel op het Engelse evil [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord euvel euvelen
euvels
verkleinwoord euveltje euveltjes

Zelfstandig naamwoord

euvel o [3]

  1. mankement, storing, kwaal, gebrek
    • De auto wilde eerst niet starten maar het euvel was snel verholpen. 
  1. een slechte zaak
    • Verslaving aan medicijnen is een ernstig euvel. 
Hyponiemen
  • handeuvel, voeteuvel
Afgeleide begrippen
  • euveldaad, euvelmoed
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen euveleuvelereuvelst
verbogen euveleeuvelereeuvelste
partitief euvelseuvelers-

Bijvoeglijk naamwoord

euvel

  1. slecht, verkeerd, ongunstig
Uitdrukkingen en gezegden
  • de euvele moed hebben
(slechte) moed hebben om dingen te doen die niet mogen
Hij had de euvele moed om de docente tegen te spreken.

Gangbaarheid

  • Het woord euvel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.