euvel
Nederlands
Woordafbreking
- eu·vel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kwaad’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- lijkt veel op het Engelse evil [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | euvel | euvelen euvels |
verkleinwoord | euveltje | euveltjes |
Zelfstandig naamwoord
euvel o [3]
- De auto wilde eerst niet starten maar het euvel was snel verholpen.
- een slechte zaak
- Verslaving aan medicijnen is een ernstig euvel.
Hyponiemen
- handeuvel, voeteuvel
Afgeleide begrippen
- euveldaad, euvelmoed
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | euvel | euveler | euvelst |
verbogen | euvele | euvelere | euvelste |
partitief | euvels | euvelers | - |
Uitdrukkingen en gezegden
- de euvele moed hebben
(slechte) moed hebben om dingen te doen die niet mogen
- Hij had de euvele moed om de docente tegen te spreken.
Gangbaarheid
- Het woord euvel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'euvel' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.