euforie
Nederlands
![](../I/m/Niels-braspenning_0205.jpg)
euforie
Uitspraak
- Geluid: euforie (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˌø.fo̝.ˈri/, /ˌœʏ̯.fo̝.ˈri/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˌø.fo̝.ˈri/
Woordafbreking
- eu·fo·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of modern Latijn, in de betekenis van ‘gevoel van welbehagen’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- Afkomstig uit het Grieks [2]
- afgeleid van eufoor met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | euforie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
euforie v [3]
- verhoogd gevoel van welzijn; gevoel van zeer groot welbehagen; gevoel van zich wel te bevinden; ook kunstmatig opgewekt door het gebruik van opium enz., en bij sommige ziektetoestanden bestaand
- Er was een grote euforie bij de deelnemende landen toen de klimaattop in Parijs tot een goede einde was gekomen.
- Er heerste een grote euforie in Nederland toen we Europees kampioen voetballen werden.
Vertalingen
1. verhoogd gevoel van welzijn
Gangbaarheid
- Het woord euforie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'euforie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.