essence
Nederlands
Woordafbreking
- es·sen·ce
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aromatisch aftreksel’ voor het eerst aangetroffen in 1715 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | essence | essencen essences |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
essence v / m [3]
- (kookkunst) sterk geconcentreerd aromatisch aftreksel van geurstoffen of smaakstoffen
- (scheikunde) scheikundig bereide stof met geconcentreerde smaak of geur
Verwante begrippen
Hyponiemen
- amandelessence, ananasessence, azijnessence, badessence, citroenessence, parelessence, perenessence, punchessence, rumessence, vanille-essence, vruchtenessence
Gangbaarheid
- Het woord essence staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'essence' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.