escapisme
Nederlands
Woordafbreking
- es·ca·pis·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vluchtgedrag’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- afgeleid van het Engelse escape met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | escapisme | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
escapisme o
- (psychologie) de neiging om zich aan taken, verantwoordelijkheden en/of verplichtingen te onttrekken
- (psychologie) de neiging de alledaagse realiteit te ontvluchten, het verlangen naar ultieme vrijheid
Vertalingen
1. de neiging om zich aan taken, verantwoordelijkheden en/of verplichtingen te onttrekken
Verwante begrippen
- escapistisch, escapist
Gangbaarheid
- Het woord escapisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'escapisme' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.