erin

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  erin    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛˈrɪn/
Woordafbreking
  • er·in
Woordherkomst en -opbouw
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     in  
 persoonlijk     erin  
aanwijz.  nabij     hierin  
  veraf     daarin  
  vragend/betrekk.     waarin  

Voornaamwoordelijk bijwoord

(scheidbaar)
erin [1]

  1. persoonlijk: *in+het, in+ze:
    • Het zat erin verstopt. 
    • Er zat iets in verstopt. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • De klad erin brengen
Het slechter gaan
  • De sokken erin zetten
vluchten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord erin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Yoruba

Zelfstandig naamwoord

erin

  1. (zoogdieren) olifant
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.