epifyse
Nederlands
Woordafbreking
- epi·fy·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘pijnappelklier’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- afgeleid van het Griekse 'phuein' [doen groeien] met het voorvoegsel epi- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epifyse | epifysen |
verkleinwoord | epifysetje | epifysetjes |
Zelfstandig naamwoord
epifyse v
- (anatomie) een klier die onderdeel is van de epithalamus en melatonine uitscheidt
- Door melatonine uit te scheiden oefent de epifyse invloed uit op het dag/nachtritme, daar melatonine de nucleus suprachiasmaticus, die de circadiane ritmes regelt, beïnvloedt.
- (anatomie) het uiteinde van een pijpbeen
Vertalingen
1. een klier die onderdeel is van de epithalamus en melatonine uitscheidt
|
|
Gangbaarheid
- Het woord epifyse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'epifyse' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.