eminentie
Nederlands
Woordafbreking
- emi·nen·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘titel van kardinalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1654 [1]
- afgeleid van eminent met het achtervoegsel -ie [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eminentie | eminenties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
eminentie v [4]
- het eminent zijn, de voortreffelijkheid
- (formeel) aanspreekvorm van een kardinaal (en de grootmeester van de orde van Malta)
Gangbaarheid
- Het woord eminentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eminentie' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "eminentie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- eminentie op website: Etymologiebank.nl
- eminentie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.