duro

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duro    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈduro/
Woordafbreking
  • du·ro
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duro duro's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

duro m

  1. (numismatiek) na 1864 naam voor de Spaanse munt van 5 peseta
    • Ik zei tegen de jongen dat ik nu niets wilde drinken en ik gaf hem een duro. [2]
  1. (numismatiek) vanaf 1686 naam voor de Spaanse daalder van 27 gram zilver
    • Het natuurlijk gevolg was, dat de niño nog een duro kreeg. [3]
Synoniemen
  • [2] dollar, pilaarmat, Spaansche mat, zilverpiaster, zuilenpiaster

Gangbaarheid

  • Het woord duro staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
11 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • du·ro
Woordherkomst en -opbouw
  • bn: van Latijn durus "hard"
  • zn: (verkorting) van peso [[duro}spa]] "harde daalder" ter onderscheiding van de peso sencillo, "lichte daalder" een in 1686 ingevoerde munt die minder waard was
  enkelvoud meervoud
mannelijk duro duros
vrouwelijk dura duras

Bijvoeglijk naamwoord

duro

  1. hard

Zelfstandig naamwoord

  1. (numismatiek) Spaanse daalder van 27 gram zilver, na 1864 naam voor de munt van 5 peseta

Werkwoord

vervoeging van
durar

duro

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van durar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.