duodenum

1. twaalfvingerige darm (rood)

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duodenum    (hulp, bestand)
  • IPA: /dywoˈdenʏm/
Woordafbreking
  • du·o·de·num
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duodenum duodenums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

duodenum o

  1. (anatomie) twaalfvingerige darm
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord duodenum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Latijn

Woordherkomst en -opbouw
  • (verkorting) van duodeni "telkens twaalf" digitorum "van vingers", dus "twaalvingerig", waarbij de vinger als een lengtemaat bedoeld is, een leenvertaling van Oudgrieks δώδεκαδάκτυλοv (dódekadáktulon)

Zelfstandig naamwoord

duodenum o

  1. (anatomie) twaalfvingerige darm
Overerving en ontlening




Turks

Woordafbreking
  • du·o·de·num
enkelvoud meervoud
nominatief   duodenum     duodenumlar  
genitief   duodenumun     duodenumların  
datief   duodenuma     duodenumlara  
accusatief   duodenumu     duodenumları  
locatief   duodenumda     duodenumlarda  
ablatief   duodenumdan     duodenumlardan  

Zelfstandig naamwoord

duodenum

  1. (anatomie) duodenum, twaalfvingerige darm
Synoniemen
Hyperoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.