onzekerheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ze·ker·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onzekerheid onzekerheden
verkleinwoord onzekerheidje onzekerheidjes

Zelfstandig naamwoord

onzekerheid v

  1. het niet (helemaal) zeker zijn
    • Hij twijfelt altijd want hij heeft last van te grote onzekerheid. 
  1. de mate waarin meting en het gemetene van elkaar kunnen afwijkingen
    • Hij is 1.80 meter lang met een onzekerheid van 1 cm. 
Synoniemen
  1. twijfeling, broosheid, schuchterheid
Hyponiemen
  • bestaansonzekerheid, meetonzekerheid, rechtsonzekerheid, voedselonzekerheid, werkonzekerheid, zelfonzekerheid
Afgeleide begrippen
  • onzekerheidsfactor, onzekerheidsgevoelen, onzekerheidshoek, onzekerheidsmarge, onzekerheidsprincipe, onzekerheidsrelatie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onzekerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.