doorreis
Nederlands
Woordafbreking
- door·reis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van door en reis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doorreis | doorreizen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
doorreis v/m
- ergens komen tijdens een reis naar wat anders
- De oom kwam bij ons op visite toen hij op doorreis was naar Amerika.
Gangbaarheid
- Het woord doorreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doorreis' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorreizen |
doorreis
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorreizen
- ... dat ik doorreis.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.