domkerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: domkerk (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈdɔm.kɛrk/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈdɔm.kɛrk/
Woordafbreking
- dom·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | domkerk | domkerken |
verkleinwoord | domkerkje | domkerkjes |
Zelfstandig naamwoord
domkerk v/m
- Hij is bij de domkerk wezen kijken.
Opmerkingen
- Dit woord wordt doorgaans alleen voor bepaalde kerkgebouwen gebruikt waarbij deze benaming historisch is komen vast te liggen.
Gangbaarheid
- Het woord domkerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'domkerk' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.