document

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  document    (hulp, bestand)
  • IPA: /dokyˈmɛnt/
Woordafbreking
  • do·cu·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bescheid’ voor het eerst aangetroffen in 1614 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord document documenten
verkleinwoord documentje documentjes

Zelfstandig naamwoord

document o

  1. een papier met belangrijke gegevens
    • Door de brand waren de documenten verloren gegaan. 
  1. (informatica) een tekstbestand
    • Ik kan het .docx-document niet openen omdat ik nog een oude versie van Office heb. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • beslisdocument, egodocument, grensdocument, reisdocument, tijdsdocument, vervoersdocument, vreemdelingendocument, werkdocument
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord document staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  document     le document     documents     les documents  

Zelfstandig naamwoord

document m

  1. document, akte
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.