dikkenek
Nederlands
Woordafbreking
- dik·ke·nek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dik zn en nek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dikkenek | dikkenekken |
verkleinwoord | dikkenekske | dikkenekskes |
Zelfstandig naamwoord
dikkenek m
- iemand die goed staat met zichzelf
Synoniemen
- blaaskaak, bluffer, dikdoener, druktemaker, grootspreker, opschepper, opsnijder, patser, pocher, praatjesmaker, showbink, stoeffer
Gangbaarheid
- Het woord 'dikkenek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dikkenek' herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.