dikdoener
Nederlands
Woordafbreking
- dik·doe·ner
Zelfstandig naamwoord
dikdoener m
- iemand die doet alsof hij heel belangrijk is
- Wat ze ook van dikdoeners en praatjesmakers denkt, ze neemt haar tijd, kiest haar moment en probeert tot zaken te komen.[2]
- Laten we die dikdoeners platmaken![3]
Synoniemen
- snoever, pocher, opschepper, praatjesmaker, bluffer, patser, windbuil, protser, patjepeeër, druktemaker
Gangbaarheid
- Het woord dikdoener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dikdoener' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- dikdoener op website: Etymologiebank.nl
- NRC Juurd Eijsvoogel 13 maart 2017
- Maarten Toonder; Het platmaken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.