digitaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·gi·taal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘cijferverwerkend’ voor het eerst aangetroffen in 1959 [1]
  • afgeleid van het Latijnse digitus (vinger) met het achtervoegsel -aal [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen digitaaldigitalerdigitaalst
verbogen digitaledigitaleredigitaalste
partitief digitaalsdigitalers-

Bijvoeglijk naamwoord

digitaal [3]

  1. gegevens op een telbare manier verwerkend meestal met behulp van een computer
  1. (anatomie) op de vingers of de tenen betrekking hebbend
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • digitaalhorloge
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord digitaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.