dienaar

Nederlands

dienaar draagt de parasol van zijn meester en loopt op blote voeten achter zijn meester aan
Uitspraak
Woordafbreking
  • die·naar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ondergeschikte’ voor het eerst aangetroffen in 1348 [1]
  • Naamwoord van handeling van dienen met het achtervoegsel -aar [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dienaar dienaars
dienaren
verkleinwoord dienaartje dienaartjes

Zelfstandig naamwoord

dienaar m

  1. (beroep) iemand die in persoonlijke dienst van een meester is
    • Hij werd door zijn eigen dienaren vermoord. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dienaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.