devies
Nederlands
Woordafbreking
- de·vies
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zinspreuk’ voor het eerst aangetroffen in 1525 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | devies | deviezen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
devies o
- (adel) wordt een korte tekst verstaan, die de bedoeling van iets weergeeft
- woord of spreuk die de bedoeling moet duidelijk maken
- Achttien nieuwe plannen tegen drukte: Wethouder Ollongren komt met nieuwe plannen om de overlast door toeristen te beperken. Spreiding is het devies.[3]
- (economie) waardepapier
Vertalingen
1. wordt een korte tekst verstaan, die de bedoeling van iets weergeeft
Gangbaarheid
- Het woord devies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'devies' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.