denke

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  denke    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /'dɛŋkə/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /'dɛŋkə/
Woordafbreking
  • den·ke

Werkwoord

vervoeging van
denken

denke

  1. aanvoegende wijs van denken
    • Men denke niet dat daar alles mee was gezegd. 


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • den·ke
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
onbepaalde
wijs
denke
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
(hot) gedenkt
enkelvoud meervoud
1e persoon ich denk mir denke
2e persoon du denkscht dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
denkt
denke
denke
denkt
denke
3e persoonerdenktsiedenke
sie denkt
es denkt

Werkwoord

denke

  1. onovergankelijk, overgankelijk denken
Afgeleide begrippen
  • Aadenke
  • ausdenke
  • bedenke
  • draadenke
  • gedenke
  • iwwerdenke
  • Menschedenke
  • nodenke
  • noochdenke
  • verdenke
  • zerickdenke
Opmerkingen

Werkwoord

denke

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van denke
  1. «mir denke»
    wij / we denken

denke

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van denke
  1. «dihr / der / ihr / er / nihr / ner denke»
    jullie denken
Schrijfwijzen
  • (dihr / der / ihr / er ) denkt

denke

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van denke
  1. «sie denke»
    zij / ze denken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.