defaitisme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fai·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moedeloosheid’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • afgeleid van het Franse défaite met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord defaitisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

defaitisme o

  1. ongeloof in het eigen succes, moedeloosheid
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord defaitisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.