deegrol
Nederlands
Woordafbreking
- deeg·rol
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van deeg en rol
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deegrol | deegrollen |
verkleinwoord | deegrolletje | deegrolletjes |
Zelfstandig naamwoord
deegrol v/m [1]
- (huishouden) rol waarmee men deeg regelmatig plat kan rollen
- Rol het bladerdeeg uit en ga er nog eens extra over met de deegrol zodat het zo dun mogelijk is. Leg het bladerdeeg in de bakvorm en druk goed aan, verwijder eventueel overhangend deeg. [2]
- Uiteindelijk is het allemaal heel anders gegaan dan we verwachtten. Het is niet maar dan een klein berichtje in de krant geworden, op pagina 4 van het plaatselijke nieuws, onderaan. Dat de eigenaar van restaurant The Eccobelli Brothers zijn bussboy gedood heeft met een deegrol. Nadat de bussboy beweerd had dat de eigenaar een oud kippetje tussen zijn benen had hangen. Niet lang daarna heeft de eigenaar zich in de koelkamer door zijn mond geschoten. [3]
- (voeding) een rol van deeg
- Bij mijn eerste poging vormde ik van deze rol een mooie S, besmeerde die met eidooier en bakte hem goudbruin in de oven. Het eindresultaat was prachtig, maar met zo’n deegrol gevuld met kaas krijg je een kleffig binnenwerk.[4]
Gangbaarheid
- Het woord deegrol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deegrol' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Sam de Voogt 21 juli 2016
- NRC Arnon Grunberg 25 april 1997
- NRC Roos Ouwehand 4 december 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.