de-woord
Nederlands
Woordafbreking
- de-woord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van de lw en woord zn , gespeld met een koppelteken om verwarring met het voorvoegsel met het voorvoegsel de- te vermijden en de juiste uitspraak aan te geven: normaal valt in Nederlandse woorden de klemtoon nooit op een stomme e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | de-woord | de-woorden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de-woord o
- (taalkunde) zelfstandige naamwoord waarvoor "de" als bepaald lidwoord wordt gebruikt en dat dus een mannelijk en/of vrouwelijk woordgeslacht heeft
- Opvallend is dat er slechts 2 voorbeelden waren waar idee als de-woord voorafgegaan was door een bijvoeglijk naamwoord: 'de liberale idee' en 'de Europese idee'. In alle andere gevallen was het 'het' + bijvoeglijk naamwoord + 'idee' (een politiek idee, een slecht idee...). [1]
- Ik ken het bacon al vrij lang en in de veeteelt en exportindustrieën is het heel gewoon, al wil ik graag aannemen dat bacon ‘bij slagers en huisvrouwen’ een dewoord is. [2]
Gangbaarheid
- Het woord de-woord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Theissen, S. "Vraag het maar. Het idee of de idee" in: Neerlandia/Nederlands van Nu. jrg. 107 nr. 2 (2003) Algemeen-Nederlands Verbond, Den Haag / Brussel; p. 46; geraadpleegd 2018-11-16
- Bezoen, H.L. "Genus-aanduiding bij stofnamen." in: De Nieuwe Taalgids. jrg. 44 (1951) J.B. Wolters, Groningen / Batavia; p. 176; (oudste vindplaats, aaneengeschreven, op dbnl.org) geraadpleegd 2018-11-16
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.