daveren
Nederlands
Woordafbreking
- da·ve·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
daveren |
daverde |
gedaverd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
daveren | daverend |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dreunen, schudden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
Werkwoord
daveren
- ergatief zich onder voortbrenging van veel lawaai voortbewegen
- De zware vrachtwagen daverde over de spoorwegovergang naar het industrieterrein.
Uitdrukkingen en gezegden
- Niet zo daverend.
Niet erg goed.
Gangbaarheid
- Het woord daveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'daveren' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.