crew
Nederlands
Woordafbreking
- crew
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord, van het Engels crew, in de betekenis van ‘bemanning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1932 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crew | crews |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
crew m
- bemanning van een schip of vliegtuig
- personeel bij een filmproductie
- groep medewerkers een rondreizende voorstelling opbouwen en afbreken
Hyponiemen
- filmcrew, rapcrew
Gangbaarheid
- Het woord crew staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'crew' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Engels
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
crew m
- (spreektaal) groep, posse
- «Le weekend, Déborah s'amuse avec mon crew.»
- Het weekend amuseert Déborah zich met mijn posse. [1]
- «Le weekend, Déborah s'amuse avec mon crew.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.