crèche
Nederlands
Woordafbreking
- crè·che
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kinderbewaarplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1881 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crèche | crèches |
verkleinwoord | crècheje | crèchejes |
Zelfstandig naamwoord
crèche v/m
- een oppascentrum voor kinderen
- Zij brengt haar kinderen vaak naar de crèche.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- crèchekeurmerk
Vertalingen
1. een oppascentrum voor kinderen
Gangbaarheid
- Het woord crèche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'crèche' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
crèche | la crèche | crèches | les crèches |
Zelfstandig naamwoord
crèche v
- «T'aurais pas une crèche pour moi?»
- Zou ik misschien bij jou kunnen pitten? [1]
- «T'aurais pas une crèche pour moi?»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.