couscous
Nederlands
Woordafbreking
- cous·cous
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Arabisch of Frans, in de betekenis van ‘deegwaar van kleine korrels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1681 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | couscous | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
couscous v/m
- (voeding) Noord-Afrikaans gerecht met deegwaar van kleine korrels gemaakt van tarwe of gierst geserveerd met vlees of groente
- Een orthodox-joodse familie zat couscous te eten en te kletsen met hun Arabische buren. [3]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord couscous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'couscous' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "couscous" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- couscous op website: Etymologiebank.nl
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 113
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.