corrigeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: corrigeren (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˌkɔriˈʒɪːrə(n)/, /ˌkɔriˈχɪːrə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌkɔriˈʒeːrə(n)/
Woordafbreking
- cor·ri·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbeteren’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- afgeleid van het Franse corriger (met het voorvoegsel cor- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
corrigeren |
corrigeerde |
gecorrigeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
corrigeren [3]
- overgankelijk iets ontdoen van fouten of fouten aanduiden, verbeteren
- De leraar corrigeerde het eindproefwerk van de leerlingen.
- terechtwijzen, straffen
- Je moet een hond direct corrigeren als hij niet gehoorzaamt.
Afgeleide begrippen
- corrector, correctrice, corrigeerbaar, corrigering
Vertalingen
1. iets van fouten ontdoen
Gangbaarheid
- Het woord corrigeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'corrigeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.