continueren
Nederlands
Woordafbreking
- con·ti·nu·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voortzetten’ voor het eerst aangetroffen in 1400 [1]
- afgeleid van het Franse continuer (met het voorvoegsel con-) en met het achtervoegsel -eren [2]
[3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
continueren |
continueerde |
gecontinueerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
continueren
- overgankelijk voortzetten
- Door het bedrijf van zijn vader over te nemen, continueert hij een oude familietraditie.
- een rechtszaak uitstellen
Hyponiemen
- discontinueren
Vertalingen
1. voortzetten
|
|
Gangbaarheid
- Het woord continueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'continueren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.