consensus
Nederlands
Woordafbreking
- con·sen·sus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘eenstemmigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | consensus | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
consensus m
- overeenstemming binnen een gemeenschap, een groepering
- Helaas is er in de wereld geen consensus over hoe men burgeroorlogen kan doen eindigen.
- de methode om binnen een groepering een gezamelijke overeenstemming te bereiken
Synoniemen
- [1] eenparigheid
- [2] polderpolitiek
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord consensus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'consensus' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Engels
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.