componeren
Nederlands
Woordafbreking
- com·po·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘samenstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
- afgeleid van het Latijn compōnere (samenstellen) of het Franse composer met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
componeren |
componeerde |
gecomponeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
componeren
- overgankelijk, (muziek) een muziekstuk schrijven
- Hij had twee sonates gecomponeerd.
- uit onderdelen een nieuw geheel maken
- Hij had met alle hem bekende ingrediënten weer een nieuw spannend verhaal gecomponeerd.
Gangbaarheid
- Het woord componeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'componeren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.