complot
Nederlands
Woordafbreking
- com·plot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samenzwering’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
- Van het Franse complot (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | complot | complotten |
verkleinwoord | complotje | complotjes |
Zelfstandig naamwoord
complot o[3]
- samenwerking]] van meerdere personen om een bepaald (verboden of slecht) doel te bereiken
- - De gevallen burgemeester vermoedt een complot tegen zijn persoon.
- - Het vliegtuigongeluk van 2010, waarbij de Poolse president omkwam, voedt nog altijd allerlei complottheorieën.[4]
Synoniemen
- samenzwering, samenspanning, conspiratie
Hyponiemen
- moordcomplot, tegencomplot, anarchistencomplot
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord complot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'complot' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "complot" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- complot op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Roeland Termote 8 april 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.