complotteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·plot·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
complotteren
complotteerde
gecomplotteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

complotteren [2]

  1. inergatief samenspannen
    • Er was een aantal keren tegen hem gecomplotteerd, maar hij wist in het zadel te blijven. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord complotteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.