compliceren
Nederlands
Woordafbreking
- com·pli·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verwikkelen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse compliquer (met het voorvoegsel com-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
compliceren |
compliceerde |
gecompliceerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
compliceren [3]
- overgankelijk (nodeloos) ingewikkeld maken
- De eenvoudigste zaken compliceerde zij verschrikkelijk.
Vertalingen
1.(nodeloos) ingewikkeld maken
Gangbaarheid
- Het woord compliceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'compliceren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.