communicant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mu·ni·cant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘die ter communie gaat’ voor het eerst aangetroffen in 1494 [1]
  • afgeleid van het Latijnse commūnicans (deelnemer) (met het voorvoegsel com-)
  • Naamwoord van handeling van communiceren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord communicant communicanten
verkleinwoord communicantje communicantjes

Zelfstandig naamwoord

communicant m [3]

  1. (religie) iemand die zijn eerste of plechtige communie doet
  2. iemand die ter communie gaat
  3. lid van de kerk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord communicant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.