communie
Nederlands
![](../I/m/Interieur_noordertransept%2C_detail_glasraam_voorstellende_Christus_met_communie_en_kelk_-_Haaren_-_20333163_-_RCE.jpg)
Christus met communie en kelk
Uitspraak
Woordafbreking
- com·mu·nie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘het ontvangen van de hostie’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- afgeleid van het Latijnse commūniō (gemeenschap) met het voorvoegsel com- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | communie | communies communiën |
verkleinwoord | - |
Zelfstandig naamwoord
communie v[3]
- de gemeenschap met lichaam en bloed van Jezus Christus in de vorm van brood en wijn in de katholieke kerk
- Op de vraag of gescheiden katholieken de communie mogen ontvangen, waarover op de synode fel is gediscussieerd, geeft Franciscus geen eenduidig antwoord. Hij steunt wel het voorstel om via individuele gesprekken hier ruimte voor te maken.[4]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de gemeenschap met lichaam en bloed van Jezus Christus in de vorm van brood en wijn
Gangbaarheid
- Het woord communie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'communie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "communie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- communie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Marc Leijendekker 8 april 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.