collecte
Nederlands
Woordafbreking
- col·lec·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(geld)inzameling’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'collēcta' met het voorvoegsel col- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | collecte | collecten collectes |
verkleinwoord | collectetje | collectetjes |
Zelfstandig naamwoord
collecte v/m[3]
- een inzameling van geld
- Vorig jaar kon bij de collecte voor het eerst worden gepind.[4]
Afgeleide begrippen
- collecte-app, collectebon, collectebus, collecteopbrengst, collecteren, collecteur, collecteweek, collectezak,
Gangbaarheid
- Het woord collecte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'collecte' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "collecte" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- collecte op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 1 maart 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.