chapeau
Nederlands
Woordafbreking
- cha·peau
Tussenwerpsel
chapeau
- een uitroep van bewondering voor een knappe prestatie
- Chapeau! Dat heb je er goed gedaan!
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chapeau | chapeaus |
verkleinwoord | chapeautje | chapeautjes |
Zelfstandig naamwoord
chapeau m
- een pokerspel met dobbelstenen
- een kleine kop boven de eigenlijke kop van een artikel eventueel cursief gedrukt
Gangbaarheid
- Het woord chapeau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Frans
Zelfstandig naamwoord
chapeau m
- «Si tu veux faire l'amour, n’oublie pas de mettre un chapeau.»
- Als je wil vrijen, vergeet dan niet een condoom te gebruiken. [1]
- «Si tu veux faire l'amour, n’oublie pas de mettre un chapeau.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.