celstraf
Nederlands
Woordafbreking
- cel·straf
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van cel en straf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | celstraf | celstraffen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
celstraf v / m [1]
- gevangenisstraf (die in een cel moet worden doorgebracht)
- Vier mannen kregen zes tot twee maanden celstraf waarvan een deel voorwaardelijk. In de praktijk gaan de vier tot één maand de cel in. Een vijfde man kreeg een taakstraf van 100 uur. Daarnaast moeten twee verdachten schade vergoeden aan politieagenten, die de bewuste avond gewond raakten.[2]
Gangbaarheid
- Het woord celstraf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'celstraf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.