capitulatie
Nederlands
Woordafbreking
- ca·pi·tu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overgave van troepen’ voor het eerst aangetroffen in 1651 [1]
- Naamwoord van handeling van capituleren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | capitulatie | capitulaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
capitulatie v
- Sommigen hadden het nog wel over een robbertje vechten met de vijand, maar in de lagere regionen waar Albert en zijn kameraden zaten, was men sinds de overwinning van de geallieerden in Vlaanderen, de bevrijding van Lille, de Oostenrijkse aftocht en de capitulatie van de Turken meestal een stuk minder uitbundig dan de officieren. [3]
Vertalingen
1. overeenkomst om het verzet te staken
Gangbaarheid
- Het woord capitulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'capitulatie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "capitulatie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- capitulatie op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.