cantor
Nederlands
Woordafbreking
- can·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorzanger’ voor het eerst aangetroffen in 1678 [1]
- afgeleid van het Latijnse cantare (zingen) met het achtervoegsel -or [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cantor | cantors |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
cantor m [3]
- (muziek) (beroep) voorzanger, leider van de zang in kerken
- het favoriete lied van de cantor bleef toch: "Volare ho ho cantare ho ho hoho"
Gangbaarheid
- Het woord cantor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cantor' herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.