voorzanger
Nederlands
Woordafbreking
- voor·zan·ger
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord) van Middelnederlands voresanger; op te vatten als afleiding van voorzingen met het achtervoegsel -er of samenstelling van voor en zanger[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorzanger | voorzangers |
verkleinwoord | voorzangertje | voorzangertjes |
Zelfstandig naamwoord
voorzanger m
- zanger die bij een optreden iets zingt, waarop een koor hetzelfde zingt of een gezongen antwoord geeft
- De meeste van deze liederen hadden de bekende call-and-response-zangstructuur: de voorzanger zingt een couplet dat door de anderen herhaald wordt. [2]
- (religie) bij kerkdiensten iemand die als eerste of enige zingt, meestal nagevolgd door de gemeente of het koor
- Hij trad daar overigens ook op als voorzanger, in een van de twee protestantse kerken, misschien wel in allebei. [3]
Afgeleide begrippen
- voorzangeres
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Kempen, M. van Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 2. (2002) Uitgeverij Okopipi, Paramaribo; ISBN 9991464018; p. 267; geraadpleegd 2015-10-13
- Veenbaas, J. "Gysbert Japix, vader en voorzanger" in: Literatuur. jrg. 20 nr. 8 (december 2003) Amsterdam University Press, Amsterdam; p. 14; geraadpleegd 2015-10-13
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Gangbaarheid
- Het woord voorzanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.