cantar

Catalaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse cantare.
stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
canto cantava cantat
1e vervoeging volledig

Werkwoord

cantar

  1. zingen


Occitaans

Uitspraak
  • IPA: /kan'ta/
Woordafbreking
  • can·tar
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse cantare.

Werkwoord

cantar

  1. zingen


Portugees

Uitspraak
  • IPA: /kə̃ˈtaɾ/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse cantare.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cantar
cantava
cantado
volledig

Werkwoord

cantar

  1. zingen


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /kanˈtar/
Woordafbreking
  • can·tar
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse cantare.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cantar
canté
cantado
volledig

Werkwoord

cantar

  • overgankelijk
  1. zingen
  2. tsjirpen, kwetteren, kraaien
  3. aankondigen, uitroepen
  4. doorslaan, bekennen
  5. loven, bezingen
  • onovergankelijk
  1. zingen, bezingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.